Dienstenmodellen: hernieuwde aandacht in het kader van de circulaire economie.
Dienstenmodellen zijn niet nieuw. De meest gekende voorbeelden zijn lease en verhuur. Product-as-a-Service (PaaS) of zelfs Office-as-a-Service krijgen de laatste jaren meer aandacht omdat ze een belangrijke rol kunnen opnemen binnen de circulaire economie. Belangrijke kanttekening daarbij is dat het product niet duurzaam of circulair moet zijn. Wees dus op je hoede voor greenwashing en marketingpraatjes. Intussen willen heel wat producenten zich wel engageren voor het verlagen van de milieu-impact en een kwalitatief product als dienst aanbieden.
Daarnaast dient de opdrachtgever goed na te denken over de meerwaarde van een dienstverleningscontract. Vaak worden deze contracten gebruikt omwille van voordelige fiscaliteit en boekhoudkundige aspecten waarbij er geen link is met circulaire economie.
De financiële gevolgen van PaaS zijn dat er in plaats van aanvangsinvesteringen, vervangingsinvesteringen, onderhoudskosten en verkoopinkomsten gewerkt wordt met een (maandelijkse) gebruikskost, de service fee. Het investeringsbedrag valt weg voor de gebruiker, wat een positief effect kan hebben op zijn financiële positie/ratio’s. De aanbieder zal ofwel zelf ofwel via een andere partij de investeringen dragen. Omdat dit niet oneindig mogelijk is wegens een te hoog oplopende schuld, worden ook varianten en tussenvormen op PaaS aangeboden.
De kostprijs van een PaaS is dus helemaal niet te vergelijken met een klassieke aankoopprijs. De aanbieder van het product moet immers de kwaliteit en het functioneren ervan garanderen gedurende de volledige looptijd van het contract. Aan het verschuiven van deze risico’s van de klant naar de aanbieder is een kostprijs verbonden, de risicopremie, die uiteraard wordt doorgerekend. Het is als het ware een contract met volledige waarborg. Net zoals bij een onderhoudscontract zal naarmate de klanteisen hoger liggen, bijvoorbeeld rond interventietijden, de kostprijs stijgen. Vaak blijft de aanbieder ook eigenaar. Andere aspecten zoals de restwaarde en de winstmarge zijn nog moeilijker in te schatten voor een klant. Soms worden producten die deel uitmaken van een dienstenmodel speciaal daarvoor ontwikkeld en zijn ze niet verkrijgbaar op de klassieke markt. Dit alles maakt het heel moeilijk om prijzen te vergelijken tussen klassieke contracten en dienstenmodellen.
Het grote voordeel voor de klant is zekerheid over de totale kostprijs en de garantie op een goede werking. Bij een klassieke aankoop is dat vaak niet het geval, kosten voor herstellingen of vervangingen en verwijdering worden meestal niet opgenomen.
De aanbieders van dienstenmodellen hebben specifieke voordelen:
- grotere aankoopvolumes en dus betere prijzen;
- specifieke productkennis en dus ook kennis rond de risico’s en kosten verbonden aan hun product;
- klantenbinding op lange termijn.
Het aanbieden van dienstenmodellen is het makkelijkst voor gestandaardiseerde producten die eenvoudig herstelbaar zijn en waarvan de restwaarde gekend is. Meer gedetailleerde informatie is terug te vinden in het document “Servitization”.
Pay-per-use (PPU) is een specifiek type dienstenmodel waarbij de klant enkel betaalt voor het gebruik. Dit wordt al toegepast voor verlichting (uren licht), stoelen (zituren), verwarming (geleverde warmte of energie) en liften (aantal keren gebruikt). Hierbij is het belangrijk dat de klant een idee heeft over het effectief gebruik en aldus ook over het totale kostenplaatje.
Een dienstencontract bevat vaak ook beperkingen, enerzijds omdat de restwaarde en kwaliteit dienen gegarandeerd te blijven gedurende de vaak lange looptijd van het contract en anderzijds omdat producten een specifieke levens/gebruiksduur hebben. Meer of minder gebruik dan overeengekomen houdt dus risico’s in wat vaak leidt tot extra kosten voor de aanbieder. Dit wordt dan ook doorgerekend aan de klant. De klant zal vaak ook bijkomende verzekeringen afsluiten voor schade. Het is bij dienstencontracten uiteindelijk niet anders dan bij andere contracttypes: hoe meer risico’s worden verlegd van de klant naar de aanbieder, des te groter de vergoeding van de klant die daar tegenover staat.
Naast financiële gevolgen, verdienen ook juridische aspecten voldoende aandacht. Bij dienstenmodellen rijst vaak de vraag wie nu eigenaar is wanneer het over gebouw gebonden diensten gaat. Het document “Het concept PaaS in vastgoedprojecten – aandachtspunten goederenrechtelijk”, terug te vinden bij de publicaties onder “PaaS – goederenrechtelijk” brengt juridische duidelijkheid en reikt verschillende mogelijkheden aan. In grote lijnen komt het erop neer dat voor elementen die aan het gebouw verbonden zijn een recht van opstal aangewezen is indien de aanbieder eigenaar blijft.
Bij verhuur van bedrijfsruimte kan de verhuurder kiezen voor een casco-verhuur, klassieke verhuur (afgewerkte bedrijfsruimte) en office-as-a-service. In de nota “Servitization bij kantoorruimten en ‘office as a service’ – aandachtspunten contractrechtelijk” wordt dieper ingegaan op deze verschillende mogelijkheden met specifieke aandacht voor types contracten en hoe om te gaan met circulair materiaalgebruik en flexibiliteit.
Publicaties
Rapporten
Presentaties
Links
Circubuild – wat is product-as-a-service
Vlaanderen Circulair – webinar Circulair aankopen- een circulair product herkennen
Vlaanderen Circulair – webinar Product-as-a-Service
Econocom – circulair renovatieproject VVSG
Platform CB’23 – leidraad circulair inkopen
Econocom – onderzoeksrapport financiering van de circulaire economie